Coronavirus, onze achilleshiel

In Blog

We leefden in een tijd waarin we mensen die een mooie cappuccino voor ons neerzetten een held noemden. We waren bijna allemaal helden, want zelfs als je faalde was het juist heel goed. En het zou een gotspe zijn als onze kinderen het minder zouden krijgen dan wijzelf. Het vooruitgangsdenken was heilig en in die heilige wereld waren wij allemaal helden in ons eigen domein. En zo viel heldendom ten prooi aan de devaluatie waar onze euro maar niet aan wilde beginnen. Na begrippen als authenticiteit, ambachtelijkheid en iconisch, die al eerder gekaapt waren door de reclametaal, werd nu het ‘je bent een held’ betekenisloos.

Wat is een held? Volgens de Van Dale is een held iemand die in moed uitblinkt, die niet bang is en sterk is van lichaam of geest. Vooral mensen die in de medische zorg werken zijn nu onze nieuwe helden. De hard werkende dokter Rieux, de hoofdpersoon uit De Pest van Camus, wil echter geen held genoemd worden. ‘Dit heeft met heldenmoed niets te maken. Het gaat hier om fatsoen. Het kan belachelijk lijken, maar de enige manier om tegen de pest te strijden is fatsoen.’ Misschien slaat dit wel op die geestelijke sterkte van de held. De mens die verder kijkt dan het zelf en die daarin zijn zingeving vindt. Dat is nog eens iets anders dan jezelf voeden met zelfhulpboekjes die het zelf als een orakel van Delphi neerzetten en die je bijna doen vergeten dat er anderen zijn. Dat die anderen zo belangrijk zijn. Als we op ons sterfbed liggen en nadenken over wat we nu eigenlijk waardevol hebben gevonden en vinden, dan gaat het meestal om banden met anderen.

In de Griekse Oudheid, was er een sterke heldenverering. Naast de onsterfelijke goden en de vergankelijke mensen waren er de helden, die zich in grootte, kracht en moed onderscheidden van het gewone mensenras. Eén van die helden is Achilles. Een licht ontvlambare held die een belangrijke rol speelt in de Trojaanse oorlog. Waar hij in de Ilias de roem van zijn heldendom bezingt, zingt hij een toontje lager in de Odyssee. ‘O smuk mijn dood niet op […] liever zou ik leven als een onbeduidende knecht die runderen verzorgt, in dienst van een arme boer […].’ Laat de roem maar zitten. De held die – zoals de gewone stervelingen – liever echt leeft dan voortleeft in de gedachten.

Als deze held het al zegt, moeten we dan niet begrip hebben voor al die mensen die tot alles bereid zijn om maar niet te hoeven sterven? Dit als tegenwerping op de door de filosoof Agamben en andere denkers geponeerde visie dat we moeten uitkijken dat we niet alles opofferen aan het willen overleven. Het openbare leven staat stil, de economie zakt door haar hoeven en de overheid krijgt meer macht over processen die tot voor kort in het privacy domein thuishoorden. Vroeger gingen ‘gewoon’ vele miljoenen dood aan ziekten als de Spaanse griep en de pest. Men hernam zich en ging door. Van een filosoof, die van nature uitzoomt en het grotere plaatje bekijkt, kun je misschien zo’n metahouding verwachten. Ook dit afstandsdenken vond al bij de Oude Grieken plaats. Heraclitus, die vijf eeuwen voor de Christelijke jaartelling leefde, keek ook met grote afstand en oreerde hoe oorlog en vrede en ziekte en gezondheid elkaar afwisselen in processen die zich in een cyclische beweging (als yin en yang) ontrollen. Tegenstellingen die om elkaar heen dansen en hun betekenis aan elkaar te danken hebben. Zo weet je als het oorlog is pas goed wat het betekent om in vrede te leven. En als je ziek bent, krijgt gezondheid welhaast mythische proporties.

Nu we in de maakbaarheidswereld waren beland, waarin onze kinderen prinsen en prinsessen werden, we middelen spoten en slikten om ons vast te klampen aan onze jeugdigheid en er in personeelswerving alleen nog maar helden gevraagd werden, was het moeilijker dan ooit om te aanvaarden dat wij nu misschien zelf (weer) aan de beurt waren om een toontje lager te zingen.

Recente berichten